Begrippen

A
  • Aandeel

    Een belegging. Bewijs van deelname in het kapitaal van een onderneming. De waarde van aandelen wordt bepaald door de beurskoers op de effectenbeurs.

  • Aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering

    Aanvulling op de WIA-uitkering van de overheid.

  • ABTN

    Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. Dit noemen we ook wel het bedrijfsplan. In de ABTN staat onder meer hoe de dekkingsgraad berekend wordt.

  • Activa

    Bezittingen van het pensioenfonds.

  • Actuaris

    Wiskundige die onder meer de dekkingsgraad berekent en het fonds adviseert over pensioenbeleid.

  • Actuariële grondslagen

    Veronderstellingen die de actuaris gebruikt bij de vaststelling van de pensioenverplichtingen en de pensioenpremie.

  • Actuele waarde

    De beurswaarde van beleggingen.

  • Afkoop

    In één keer uitbetalen van (klein) pensioen aan deelnemer die niet meer in dienst is.

  • AFM

    Afkorting voor Autoriteit Financiële Markten. De AFM houdt toezicht op het gedrag van pensioenfondsen.

  • ALM-studie

    Afkorting voor Asset Liability Management. Dit is een studie die inzicht geeft in de toekomstige ontwikkelingen van een pensioenfonds.

  • Anw (Algemene nabestaandenwet)

    Uitkering die uw partner mogelijk krijgt van de overheid als u komt te overlijden.

  • AOW (Algemene Ouderdomswet)

    Afkorting voor Algemene Ouderdomswet. Op grond van deze wet ontvang je vanaf een bepaalde leeftijd een ouderdomspensioen van de overheid.

  • Arbeidsongeschikt

    Een werknemer die langer dan twee jaar ziek is.

  • Arbeidsongeschiktheidspensioen

    Een uitkering voor een werknemer die arbeidsongeschikt is.

  • Asset-mix

    De verdeling van de beleggingen over verschillende beleggingscategorieën.

  • Attestatie de vita

    Dit is een document waaruit blijkt dat u nog in leven bent.

B
  • Balansrisico

    Risico’s die het pensioenfonds loopt bij beleggen.

  • Beleggen

    Geld investeren op de financiële markten.

  • Beleggingsbeleid

    Het pensioenfonds belegt de pensioenpremie. Dit probeert het pensioenfonds zo goed en zorgvuldig mogelijk te doen. Hoe het fonds belegt, staat in het beleggingsbeleid.

  • Beleggingscategorie

    Beleggingen zijn te verdelen in verschillende soorten of categorieën, bijvoorbeeld obligaties, grondstoffen, aandelen en vastgoed.

  • Beleggingsfonds

    Een beleggingsfonds belegt geld collectief. Door gezamenlijk te beleggen bespaart het fonds kosten en spreidt het fonds de risico’s.

  • Beleggingsmix

    Verdeling van de beleggingen over verschillende categorieën.

  • Beleidsdekkingsgraad

    De gemiddelde dekkingsgraad over de laatste 12 maanden.

  • Benchmark

    Een maatstaf voor de beoordeling en vergelijking van het succes van beleggers onderling.

  • Beschikbare premieregeling

    Pensioenregeling waarin jij en/of jouw werkgever elk jaar een bedrag op een rekening stort. Het pensioenfonds belegt dit geld. Van de waarde van het kapitaal koop je pensioen op het moment dat je met pensioen gaat.

  • Beurskoers

    De marktprijs van een aandeel, obligatie of andere beleggingen.

  • Bijzonder partnerpensioen

    Pensioen voor jouw ex-partner als je komt te overlijden.

  • BSN

    Afkorting voor Burger Service Nummer. Het BSN is een uniek persoonsnummer van de overheid.

C
  • cao

    Afkorting voor Collectieve Arbeidsovereenkomst. Een overeenkomst tussen werkgever(s) en werknemers over arbeidsvoorwaarden (salaris, pensioen).

  • Certificerend actuaris

    De actuaris beoordeelt de financiële positie van het fonds.

  • Code pensioenfondsen

    Een code van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid met normen voor goed pensioenfondsbestuur.

  • Combinatieregeling

    Een pensioenregeling waarin je pensioen opbouwt op twee manieren: een deel via een middelloon- of eindloonregeling en een deel via een beschikbare premieregeling.

  • Commodities

    Beleggingen in grondstoffen en bulkgoederen.

  • Compliance

    Toezicht op de naleving van wettelijke regels en regels die het pensioenfonds zelf heeft opgesteld.

  • Compliance officer

    Houdt toezicht op interne regels en procedures en de naleving van de gedragscode van het fonds.

  • Continuïteitsanalyse

    Analyse om te beoordelen of het pensioenfonds de komende vijftien jaar (on-)aanvaardbare financiële risico’s loopt.

  • Conversie

    Een eigen recht op ouderdomspensioen voor je ex-partner. Het pensioen van je ex-partner staat dan los van jouw eigen pensioen.

D
  • Deeltijdpensioen

    De mogelijkheid om parttime te gaan werken en gedeeltelijk met pensioen te gaan.

  • Defined Benefit

    Pensioenopbouw waarbij de hoogte van uw pensioen gebaseerd wordt op de hoogte van jouw salaris.

  • Defined Contribution

    Pensioenopbouw waarbij niet de uitkomst, maar de inleg voor uw pensioen vaststaat.

  • Dekkingsgraad

    Graadmeter voor de financiële positie van het pensioenfonds. Een dekkingsgraad van 105 procent betekent dat tegenover iedere euro die aan pensioen uitgekeerd moet worden, € 1,05 in kas zit.

  • Dekkingstekort

    Als het pensioenfonds niet genoeg geld heeft om op lange termijn aan alle verplichtingen te voldoen.

  • DNB

    Afkorting voor De Nederlandsche Bank. DNB is financieel toezichthouder op pensioenfondsen.

  • Dow Jones Index

    De graadmeter van Wall Street (New York Stock Exchange), gebaseerd op zo'n dertig grote fondsen.

E
  • Eindloonregeling

    Pensioenregeling waarbij de hoogte van het pensioen gebaseerd is op het salaris dat de werknemer heeft op het moment dat hij met pensioen gaat.

  • Excedentregeling

    Uitbreiding van de pensioenregeling voor de opbouw van pensioen boven een bepaald salaris.

F
  • Factor A

    Een formele naam voor de toename van uw pensioen in een kalenderjaar.

  • Franchise

    Iedere Nederlander heeft recht op een AOW-pensioen van de overheid. Daar wordt nu al rekening mee gehouden. Daarom bouw je over een deel van je inkomen bij ons geen pensioen op. Het deel van je inkomen waarover je geen pensioen opbouwt, heet franchise.

  • FTK

    Afkorting voor Financieel Toetsingskader. Regels over hoe pensioenfondsen de financiën van het pensioen mogen organiseren. Het betreft de financiële positie en het financiële beleid van het fonds.

G
  • Gedeeltelijk arbeidsongeschikt

    Een werknemer die langer dan twee jaar ziek is en daardoor niet volledig kan werken.

  • Gedragscode

    De gedragscode bevat voorschriften voor bestuurders en eventuele adviseurs van het pensioenfonds. Deze code moet belangenconflicten, misbruik en oneigenlijk gebruik van vertrouwelijke ­informatie voorkomen.

  • Gepensioneerde

    Een pensioengerechtigde die een ouderdomspensioen ontvangt.

  • Geregistreerd partnerschap

    Een wettelijk erkende vorm van samenleving tussen twee partners. In Nederland staat een geregistreerd partnerschap gelijk aan een huwelijk.

  • Gewezen deelnemer

    Oud-werknemer die geen pensioen meer opbouwt in de pensioenregeling en die zijn opgebouwde pensioen bij vertrek heeft laten staan bij het fonds.

  • Gewezen Partner

    De ex-partner van de deelnemer.

H
  • Herverzekering

    Als het pensioenfonds zijn pensioenregeling (deels) heeft ondergebracht bij een verzekeraar.

  • Hoog-laagregeling

    Iemand die met pensioen gaat, kan ervoor kiezen om eerst tijdelijk meer pensioen te ontvangen en daarna minder.

I
  • Indexatie

    Het jaarlijks verhogen van de (opgebouwde) pensioenen.

  • Indexatiedekkingsgraad

    De indexatiedekkingsgraad is de beleidsdekkingsgraad waarbij een volledige indexatie kan worden verleend en wordt jaarlijks vastgesteld per 31 december. De indexatiedekkingsgraad is per 31 december 2022 vastgesteld op 125%.

  • Inflatie

    Waardevermindering van geld waardoor de koopkracht vermindert.

  • IVA

    Afkorting voor Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. Uitkering van de overheid voor mensen die arbeidsongeschikt zijn.

J
  • Jaarruimte

    Aan de hand van de factor A op jouw UPO kun je de jaarruimte berekenen voor jouw belastingaftrek, als je zelf bijspaart voor extra pensioen.

  • Jaarverslag

    In het jaarverslag van Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK lees je over de financiële positie van het fonds. In dit verslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Dit verslag wordt elk jaar (vóór 1 juli) door het bestuur vastgesteld. In de jaarlijkse deelnemersvergadering wordt het jaarverslag toegelicht.

K
  • Kostendekkende premie

    De premie die nodig is om alle kosten van de pensioenregeling te kunnen betalen.

L
  • Lijfrente

    Een manier om zelf extra pensioen bij te sparen bij een verzekeraar.

  • Liquide middelen

    Contant geld dat direct beschikbaar is.

M
  • Marktwaarde

    Waarde van een beleggingsobject als het op dat moment verkocht zou worden.

  • Maximum pensioengevend jaarsalaris

    Een bedrag dat wordt gebruikt als grens om te bepalen of je in de basisregeling pensioen opbouwt of in de basisregeling én de excedent regeling (als die aanwezig is).

  • Middelloonregeling

    Bij dit type pensioenregeling wordt jouw pensioen op basis van jouw jaarlijkse salaris berekend. Je bouwt elk jaar een stukje pensioen op. Alle jaarlijks opgebouwde delen vormen samen jouw pensioen.

N
  • Nabestaandenpensioen

    Partnerpensioen en/of wezenpensioen.

  • NAW-gegevens

    Naam, Adres, Woonplaats.

O
  • Obligatie

    Een vorm van beleggen in leningen.

  • Ombudsman Pensioenen

    De instantie waar je terecht kunt met uw klacht als je er niet uitkomt met je eigen pensioenfonds.

  • Onderdekking

    Onderdekking betekent dat het fonds niet voldoende reserves heeft om aan toekomstige verplichtingen te voldoen. De dekkingsgraad is dan lager dan 100%.

  • Ondernemingspensioenfonds

    Een pensioenfonds verbonden aan een onderneming.

  • Opbouwpercentage

    Het percentage dat je elk jaar aan pensioen opbouwt.

  • Opbouwperiode

    De periode waarin je ouderdomspensioen opbouwt.

  • Oud-deelnemer

    Werknemers die hun pensioen hebben laten staan toen ze uit dienst gingen. Ook wel ‘slapers’ genoemd.

  • Ouderdomspensioen

    Pensioenuitkering voor jou van het pensioenfonds als je met pensioen gaat.

P
  • Partnerpensioen

    Uitkering voor de partner bij overlijden van de deelnemer.

  • Pensioenaanspraak

    Een recht op een pensioen dat nog niet is ingegaan.

  • Pensioendatum

    De datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.

  • Pensioenfederatie

    Koepelorganisatie die de belangen behartigt van Nederlandse pensioenfondsen.

  • Pensioenfonds

    Fonds dat afhankelijk van onderneming (ondernemingspensioenfonds) of bedrijfstak (bedrijfstakpensioenfonds) de pensioenaanspraken van de deelnemers beheert.

  • Pensioengat

    Tekort aan pensioen dat op verschillende manieren kan ontstaan. Zoals verandering van werkgever of echtscheiding.

  • Pensioengerechtigde

    Pensioengerechtigden, waaronder nabestaanden die een pensioenuitkering ontvangen.

  • Pensioengevend salaris

    Het jaarsalaris dat als uitgangspunt wordt gebruikt bij het vaststellen van het pensioen.

  • Pensioengrondslag

    Pensioengrondslag is het fulltime salaris min de franchise.  

  • Pensioenpremie

    Het bedrag dat jij en/of jouw werkgever betalen voor de opbouw van je pensioen.

  • Pensioenreglement

    De regeling waarin staat hoe je pensioen precies is geregeld.

  • Pensioenuitkering

    Het bedrag dat wij jou straks maandelijks betalen.

  • Pensioenuitvoerder

    Een pensioenfonds of verzekeraar die een pensioenregeling uitvoert. De pensioenregeling is een afspraak tussen werkgevers en werknemers.

  • Pensioenverplichtingen

    De totale waarde van alle uit te keren pensioenen, nu en in de (verre) toekomst.

  • Pensioenwet

    De wet die geldt per 1 januari 2007.

  • Premie Pensioen Instelling (PPI)

    Een organisatie die alleen beschikbare premieregelingen uitvoert.

  • Premieovereenkomst

    Pensioenregeling waarin jij en/of jouw werkgever elk jaar een bedrag op een rekening stort. Het pensioenfonds belegt dit geld. Van de waarde van het kapitaal koop je pensioen op het moment dat je met pensioen gaat.

  • Premievrij pensioen

    Een pensioen dat een deelnemer opbouwt, zonder dat hij er premie voor hoeft te betalen.

  • Premievrije aanspraken

    Het pensioen dat een oud-werknemer bij vertrek heeft laten staan.

  • Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid

    Een pensioen voor een werknemer die arbeidsongeschikt wordt. Hij kan hierdoor niet werken. Toch gaat zijn pensioenopbouw door alsof hij zou werken, maar hij hoeft hiervoor geen premie te betalen.

R
  • Rekenrente

    Een fictief percentage aan rente dat het belegde vermogen zou moeten opbrengen in de toekomst. Deze rente wordt gebruikt om de dekkingsgraad mee te berekenen.

  • Rendement

    Het resultaat van beleggingen. Bij een positief rendement worden beleggingen meer waard. Bij een negatief rendement worden de beleggingen minder waar.

  • Reservetekort

    Een situatie waarin het pensioenfonds te weinig buffers heeft om op lange termijn al zijn verplichten na te komen, zoals een volledige verhoging van de pensioenen om het pensioen waardevast te houden.

  • Risicomanagement

    Voor een bestuur is het belangrijk om alle relevante risico’s te kennen die het pensioenfonds mogelijk loopt. Daarom inventariseert het bestuur deze risico’s om ze te beheersen en eventueel maatregelen te nemen.

  • Raadgevend deelnemersonderzoek

    Onderzoek dat het pensioenfonds laat uitvoeren om meer zicht te krijgen op de manier waarop deelnemers aankijken tegen het nemen van risico’s als het gaat om jouw pensioen. De resultaten van het onderzoek worden door het bestuur van het pensioenfonds gebruikt om richting te geven aan keuzes over de toekomst van het pensioenfonds.

S
  • Stichting van de Arbeid (STAR)

    Overlegorgaan van centrale organisaties van werkgevers en werknemers. Ook adviesorgaan van het kabinet.

T
  • Toeslag

    Het percentage waarmee de pensioenen jaarlijks verhoogd kunnen worden om de pensioenen te laten meegroeien met de prijsstijgingen.

  • Toeslagverlening

    Het jaarlijks verhogen van de (opgebouwde) pensioenen om ze te laten meegroeien met de prijsstijgingen.

U
  • Uitkeringsovereenkomst

    Een pensioenovereenkomst met een vastgestelde pensioenuitkering.

  • Uitruil

    De mogelijkheid om een partnerpensioen (deels) om te zetten in (extra) ouderdomspensioen en omgekeerd.

  • Uitvoeringsovereenkomst

    Een overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van een of meer pensioenregelingen.

  • Uniform Pensioenoverzicht

    Dit is je persoonlijke pensioenoverzicht van ons pensioenfonds. Jaarlijks is er een nieuw overzicht voor je beschikbaar in Mijn Pensioencijfers.

  • UPO

    Afkorting voor Uniform Pensioenoverzicht. Een persoonlijk pensioenoverzicht dat deelnemers ontvangen van hun pensioenfonds.

V
  • Vastrentende waarden

    Beleggingen met een vaste looptijd en een overeen­gekomen plan van rente en aflossing (bijvoorbeeld leningen).

  • Verevening

    Een manier om jouw ouderdomspensioen te verdelen met jouw ex-partner bij een scheiding.

  • Visitatiecommissie

    Een commissie die zorgt voor het intern toezicht.

W
  • Waardeoverdracht

    Het pensioen meenemen dat je bij je vorige werkgever hebt opgebouwd naar je nieuwe pensioenuitvoerder.

  • WAO

    Afkorting voor Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een uitkering van de overheid voor mensen die arbeidsongeschikt zijn.

  • Werkgeversbijdrage

    De premie die de werkgever betaalt voor de opbouw van het pensioen van een werknemer.

  • Werknemersbijdrage

    De premie die de werknemer van zijn brutosalaris betaalt voor de opbouw van zijn pensioen.

  • Wezenpensioen

    Een uitkering voor een kind van een overleden werknemer.

  • WIA

    Afkorting voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Een uitkering van de overheid voor mensen die arbeidsongeschikt zijn.

  • WVPS

    Afkorting voor Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding. Deze wet regelt de verdeling van ouderdomspensioen na een scheiding.